maandag 17 augustus 2009

De zaak Ina Post

Eigenlijk zou de titel moeten luiden: De moord op mevrouw Kolstee, maar dan zou bijna niemand weten om welke zaak het gaat. De naam Ina Post kennen de meeste mensen waarschijnlijk inmiddels wel.

Ina Post vecht, samen met haar advocaat, de bekende strafpleiter prof.dr.mr. G.J.A. Knoops, al meer dan 20 jaar voor eerherstel omdat zij zegt in 1987 ten onrechte veroordeeld te zijn voor de moord op mevrouw Kolstee-Sluiter.
Het stoffelijke overschot van deze 89-jarige vrouw werd op vrijdag 22 augustus 1986 om ongeveer half acht 's avonds in een bejaardenflat aan de Duivenvoorde te Leidschendam gevonden. De enige grond waarop Ina Post destijds is veroordeeld is het feit dat zij, na aanvankelijk drie dagen ontkend te hebben, een bekentenis aflegde, die zij de volgende dag bij de rechter-commissaris weer herriep. In een volgend verhoor door de politie bekende zij toch weer.

Ina Post heeft vanaf het begin gesteld dat zij destijds bij de politie heeft bekend omdat er door de politie zoveel druk op haar werd uitgeoefend.

In de afgelopen jaren hebben meerdere deskundigen zich over deze zaak gebogen. Alle deskundigen waren het erover eens dat Ina Post hoogstwaarschijnlijk onschuldig is. Desondanks werden de eerste drie verzoeken om herziening van het vonnis te krijgen door de Hoge Raad afgewezen. Voor herziening heeft men een novum nodig, een feit dat de rechter destijds niet wist of kon weten en dat indien hij het wel had geweten waarschijnlijk tot een ander oordeel had geleid. De Hoge Raad vond steeds dat er geen novum aanwezig was dus men hield de veroordeling van Ina Post in stand. Een belangrijk punt was bovendien dat Ina Post destijds had bekend.

De vierde poging van Ina Post om herziening te krijgen, lijkt wel succes te hebben. De CEAS (Commissie Evaluatie Afgedane Strafzaken, een orgaan dat door het college van PG’s is opgericht om te onderzoeken of er in het verleden onterechte veroordelingen zijn geweest) heeft deze zaak tegen het licht gehouden en een vernietigend oordeel over het destijds uitgevoerde politieonderzoek uitgesproken. Met waarheidsvinding had dit onderzoek volgens het rapport niets van doen. Voor een volledig inzicht in deze zaak verwijzen wij naar drie publicaties die inmiddels over deze zaak zijn verschenen, te weten:

- Han Israëls. De bekentenissen van Ina Post. Boom Juridische Uitgevers, Den Haag, 2004, ISBN 9013022057
- Rapport onderzoekscommissie van Beuningen, www.om.nl/commissie_evaluatie/@143531/rapport/
- Dick Gosewehr en Harrie Timmerman, Wanneer de waarheid….. Het ware verhaal over Ina Post, Rozenberg, Amsterdam, 2007, ISBN 978 90 5170 874 5.


Lezing van deze publicaties zal duidelijke maken dat de politie destijds alleen op zoek was naar bevestiging van hun overtuiging dat Ina Post de moord had gepleegd, er was geen sprake van "waarheidsvinding".

De verdenking viel op Ina nadat zij, evenals een aantal andere hulpverleensters, een schrijfproef had moeten afleggen. Er waren namelijk kas- en betaalcheques uit de woning van het slachtoffer ontvreemd en die waren de dag na het misdrijf verzilverd. Door het handschrift op deze cheques te vergelijken met die van de hulpverleensters hoopte de politie een verdachte te vinden. Ina was tijdens de schrijfproef erg zenuwachtig en dat viel de aanwezige rechercheur op. Toen ook nog bleek dat er in algemene kenmerken overeenkomsten werden aangetroffen met het handschrift op de kascheques, was Ina Post voor de politie de verdachte.

Ten onrechte, want die conclusie had men niet mogen trekken uit de rapportage van de schriftdeskundige. Zo’n conclusie mag je alleen trekken indien er overeenkomsten in specifieke kenmerken zijn en die waren er niet. Bovendien was Ina niet de enige waarvoor deze algemene overeenkomst met het schrift gold, hoewel dat wel in het procesverbaal geschreven werd. Inmiddels weten we dat er nog twee dames waren wier handschrift dezelfde kenmerken vertoonde maar dat werd destijds niet vermeld.

Het feit dat Ina erg zenuwachtig was tijdens de schrijfproef behoorde gewoon bij haar persoon. Iedereen die haar kende wist dat Ina altijd erg zenuwachtig als er iets officieels moest gebeuren. Haar zenuwachtigheid bij de schrijfproef was dus voor haar normaal gedrag en had niets met schuld of onschuld te maken.

Vanaf het moment dat de politie de overtuiging had dat Ina de dader was, heeft ze alleen gezocht naar zaken die deze overtuiging konden ondersteunen. Voor Ina Post ontlastende zaken werden uit het dossier weggelaten of verdraaid. Er werd zelfs valsheid in geschrifte en meineed door de politie gepleegd om de verdenking tegen Ina overeind te houden.

We zullen twee voorbeelden geven:
1.De zaak mevrouw Veira.
Deze zaak wordt elders op deze weblog uitgebreid beschreven.
Mevrouw Veira woonde in dezelfde bejaardenflat als mevrouw Kolstee. Zij overleed in 1984 onder verdachte omstandigheden en ook bij haar waren cheques, die op een geheime plaats lagen, gestolen en de dag erna verzilverd door een vrouw. Een vergelijking van de handschriften leverde op dat de cheques in beide zaken door dezelfde persoon waren ingevuld. De politie heeft daarop in 1986 onderzocht of Ina Post ook bij mevrouw Veira had gewerkt. Toen bleek dat dit niet het geval was, concludeerde men dat Ina Post niets met deze zaak van doen had en men ging door met alleen de zaak Kolstee. In het dossier in de zaak Kolstee werd vervolgens niets vermeld over het politieonderzoek naar de betrokkenheid van Ina bij de zaak van mevrouw Veira en het voor Ina positieve resultaat werd ‘vanzelfsprekend’ ook niet gemeld. Logischer was geweest als men zich toen eens achter de oren had gekrabd en vervolgens was gaan zoeken naar een bejaardenverzorgster die wel bij beide dames had gewerkt. Tijdens ons onderzoek kwamen wij, zonder er speciaal naar te zoeken, direct al een vrouw tegen voor wie dit gold.

2.De bekentenis van Ina Post
Indien een verdachte bekent, verwacht je dat die persoon alles naar waarheid zal vertellen. Waarom nog leugens vertellen indien je al toegeeft dat je iemand hebt vermoord? Liegen op bepaalde onderdelen zou misschien nog kunnen indien je je voor bepaalde details zou schamen, maar daar was hier geen sprake van.
Opvallend is dan ook dat Ina Post, in de verklaringen waarin zij de moord ontkende te hebben gepleegd, steeds de waarheid vertelde over haar alibi voor zowel de vrijdagavond dat de moord was gepleegd als de zaterdagmorgen toen de cheques waren verzilverd.

Een voorbeeld.
Ina verklaarde de vrijdagavond van de moord tot half zeven bij een cliënte te zijn geweest en dat deze cliënte in haar aanwezigheid nog om kwart over zes met haar dochter had gebeld. Deze dochter zou het alibi van Ina Post dus kunnen ondersteunen. Opvallend was echter dat nergens in het dossier een verklaring van deze dochter te vinden was. Was deze dochter niet door de politie gehoord of had men haar verklaring gewoon uit het dossier weggelaten?
Het antwoord kwam in september 2006, nadat Ina Post en Dick Gosewehr in een uitzending van Pauw en Witteman waren geïnterviewd. De dochter meldde zich bij de advocaat van Ina Post en verklaarde dat het verhaal van Ina Post over het telefoontje met haar moeder klopte en, nog gekker, dat zij dit in 1986 ook tegenover de politie had verklaard. De politie was kennelijk niet blij geweest met deze voor Ina Post gunstige verklaring en het verhoor van de dochter werd vervolgens in het proces-verbaal verzwegen.

In de verklaringen waarin Ina de moord bekende, bleek zij echter bijna voortdurend onwaarheden te vertellen. Een aantal voorbeelden hiervan:
a. Ina Post gaf als motief voor haar daad dat ze in geldnood zat en al haar giro-rekeningen rood stonden. Dit bleek bij onderzoek niet juist te zijn.
b. Zij verklaarde het slachtoffer een klap met een wandelstok op het hoofd gegeven te hebben. Uit het medisch onderzoek bleek dat het slachtoffer geen klap op het hoofd had gehad.
c. Zij verklaarde het lichaam van het slachtoffer na de moord versleept te hebben. Uit het technisch onderzoek bleek dat dit niet het geval was.
d. Zij verklaarde dat tijdens het misdrijf een bord van de muur was gevallen en dat zij deze vervolgens op een kast had gelegd. Een getuige verklaarde dat dit bord nooit aan de muur had gehangen maar dat het altijd al op de kast stond.
e. Zij bekende voor 34 gulden drie bestekbakken bij de Bijenkorf te hebben gekocht en deze met een cheque van het slachtoffer te hebben betaald. Echter de bestekbakken bleken bij V&D gekocht te zijn en het bedrag was f 35,50. Hiermee geconfronteerd, wist Ina niet meer wat er dan wel met deze cheque was gekocht Later zou blijken dat de politie destijds al wist dat met deze cheque artikelen waren gekocht bij de chocolaterieafdeling van V&D maar dat de verkoopster Ina Post niet van foto’s had herkend.
f. Zij verklaarde een geldbedrag van f 200,- uit de woning van het slachtoffer ontvreemd te hebben. Dit bedrag bleek niet te kloppen, er was tussen de f 800 en f 900,- ontvreemd.
g. Zij verklaarde de ontvreemde cheques thuis te hebben ingevuld. De lokettist sloot dit echter uit, want hij liet elders getekende cheques aan het loket nogmaals tekenen en dat was in dit geval niet gebeurd.
h. Zij verklaarde de cheques met een bepaalde pen te hebben ingevuld. Dit type pen had blauwe inkt, de cheques bleken te zijn ingevuld met zwart inkt.
i.Zij verklaarde op 23-8-1986, de dag na de moord, 2 kascheques van het slachtoffer te hebben verzilverd en in de week erna de ontvreemde betaalkaarten. Deze verklaring bleek later onjuist, ook de betaalkaarten bleken op de dag na de moord te zijn verzilverd.
j. Zij verklaarde vervolgens de ontvreemde betaalkaarten op zaterdag 23-8-1986 bij diverse banken te hebben verzilverd. Dat kon niet want alle banken waren destijds op zaterdag gesloten. De betaalkaarten bleken later bij V&D te zijn verzilverd
k. Zij bekende bankafschriften te hebben gestolen. Deze waren echter door de politie zelf voor onderzoek uit het huis meegenomen en lagen op het politiebureau.
l. Zij verklaarde het slachtoffer met een elektriciteitssnoer te hebben gewurgd terwijl het slachtoffer op de grond lag. Onderzoek in Engeland wees later uit dat het wurgen niet met een dergelijk snoer kon zijn gebeurd en dat het slachtoffer gestaan had toen zij werd gewurgd.

Het lijkt er sterk op dat Ina Post tijdens haar bekentenis datgene heeft verklaard waarvan de politie toen dacht dat het zo gebeurd was. Hoe valt het anders te verklaren dat veel dingen die Ina Post bekende niet klopten?

Met zoveel argumenten dat Ina Post het misdrijf niet gepleegd kon hebben, zou je van justitie in Nederland een welwillende houding verwachten wanneer een advocaat om een nieuw sporenonderzoek vraagt. Het tegendeel is waar. In 2005 deed advocaat Knoops een verzoek om haren die destijds door de politie op het slachtoffer waren aangetroffen alsnog op DNA te laten onderzoek. (In 1986 kon dat nog niet) Je zou verwachten dat justitie daar geen bezwaar tegen zou hebben want die haren zouden kunnen bevestigen dat Ina Post terecht veroordeeld was. Justitie had daar kennelijk geen vertrouwen in en weigerde mee te werken aan DNA onderzoek van de haren. Er moest een kort geding tegen de Staat der Nederlanden aan te pas komen om justitie te dwingen de haren te laten onderzoeken.
De uitslag van het onderzoek was heel duidelijk en heel positief voor Ina Post. Er was van haar geen DNA aangetroffen maar wel van een onbekende man en een onbekende vrouw!

In haar strijd om eerherstel staat Ina Post niet alleen. Al jaren wordt zij daarbij gesteund door een tante, mevrouw Van Buytenne. Deze tante schreef tientallen brieven aan officiële instanties. Zo schreef zij ook in 2002 een brief aan de Haagse hoofd advocaat-generaal M.A.A. van Cappelle. (nu hoofdofficier van justitie in Assen) De manier waarop hij reageerde is kenmerkend voor de houding van justitie in deze zaak. Hij schreef:

“ Naar aanleiding van Uw bovenaangehaalde brief heb ik de stukken van de strafzaak tegen mw. C.M. Post bestudeerd.
Ik heb in het dossier gelezen dat mw Post zowel door de rechtbank als het gerechtshof te “s-Gravenhage is veroordeeld. Het bewijs dat voor die veroordeling is gebruikt bestaat niet alleen uit de herhaalde bekentenis van mw Post maar ook uit – bijvoorbeeld- grafologisch onderzoek. In de verklaringen van mw Post blijkt daarenboven van zg. daderwetenschap waarmee de bekentenissen voor zowel het Openbaar Ministerie als de rechters ook overtuigend waren. De Hoge Raad heeft driemaal een herzieningsverzoek afgewezen dan wel de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.”
Gelet op het voorgaande meen ik dat de straf waartoe mw Post veroordeeld is onherroepelijk is. Het is volstrekt een illusie te menen dat daar ooit nog verandering in komt; het enige dat U en mw Post rest is berusting in het oordeel.
Het heeft geen enkele zin met enige justitiële autoriteit te corresponderen over opgemelde zaak; ook ik zal daarover niet met U (verder) corresponderen”.


Het is maar goed dat Ina Post al lang geen vertrouwen meer had in justitie,want anders had zij dit advies misschien opgevolgd. Nu ging zij door met haar strijd en niet zonder succes.
Op 23 juni 2009 besloot de Hoge Raad dat het onderzoek in deze zaak moet worden overgedaan, Ina Post heeft daarmee haar herziening gekregen. De zaak moet opnieuw worden behandeld door het Gerechtshof in Den Bosch. We hopen dat de zaak medio 2010 zal worden afgerond. Onze verwachting is dat Ina Post zal worden vrijgesproken, niet wegens gebrek aan bewijs maar gewoon omdat ze onschuldig is.