woensdag 16 september 2009

Imago of waarheid? 2.

De Warnsveldse pompmoord.

Op 24 oktober 1985 werd ’s avonds rond negen uur de 28 jarige Micelle Mooij in Warnsveld met messteken van het leven beroofd. Het slachtoffer had die avond gewerkt in een tankstation en stond op het punt met haar auto weg te rijden toen zij werd vermoord. Ondanks het inzetten van het Recherche Bijstand Team Gelderland werd de moord niet opgelost. De politie dacht aan roof als motief maar dat lijkt heel onlogisch want er werd niets vermist en het slachtoffer werd overvallen nadat ze het tankstation al afgesloten had.
Daarnaast hebben overvallers niet direct de neiging om iemand te overvallen terwijl hij of zij al in de auto zit. Nee, de manier waarop het feit is gepleegd doet veel meer denken aan een misdrijf in de relatiesfeer. Iemand heeft het slachtoffer in haar auto opgewacht en deze ontmoeting is helemaal uit de hand gelopen.

Hoe het ook zij, de zaak bleef onopgelost en het dossier ging, zoals destijds gebruikelijk was, naar het archief. Zaak gesloten.

In 2001 kreeg de politie een tip binnen over de zaak. De tipgever bleek een ex-psychiatrische patiënt die al vaker in deze zaak getipt had maar door de politie nooit serieus was genomen. Nu nam men hem ineens wel serieus, naar de reden daarvoor kunnen we slechts raden.
Een groot probleem was dat het oude dossier in deze zaak verdwenen bleek te zijn, dus had de politie alle moeite de gegevens over de moord boven tafel te krijgen. Maar uiteindelijk vond men het één en ander.
Een onderzoek werd gestart en het kwam zelfs tot de aanhouding van vier verdachten. Er waren geen sporen en er waren geen getuigen, zodat de politie de zaak alleen `rond` krijgen als de verdachten zouden bekennen.
Na tientallen verhoren kwamen er uiteindelijk enkele verklaringen op tafel die politie en justitie als bekentenis kwalificeerden. De belangrijkste verklaringen kwamen van ene Heini K.
De rechtbank in Zutphen geloofde niets van de bekentenissen en sprak het viertal in 2003 vrij. Het gerechtshof in Arnhem dacht daar echter anders over en veroordeelde drie verdachten tot acht jaar celstraf en de vierde, Heini K. tot zes jaar.

Peter van Koppen heeft onlangs een boek geschreven over deze ` Warnsveldse pompmoord`. In dit boek schrijft hij dat de verdachten zonder enig bewijs zijn veroordeeld. Hij stelt onder meer dat de belangrijkste bekentenis, die van Heini K., een onzinverhaal is.
Heini verklaarde eerst dat hij buiten stond toen hij hoorde dat het slachtoffer in het tankstation werd vermoord. Volgens de verhoorders klopte dat niet dus veranderde Heini zijn verklaring en herinnerde zich plotseling dat het buiten was gebeurd.
Maar ja, daarmee was hij er nog niet, want de verhoorders vroegen toen wat het slachtoffer daar deed. Nou dat wist Heini wel, het slachtoffer liep volgens hem naar haar bromfiets. Maar ook nu zat hij er volgens de verhoorders naast want het slachtoffer was met de auto.
Geen probleem vond Heini en hij verklaarde daarop dat het slachtoffer was vermoord terwijl ze naar haar auto liep. Weer mis, want de verhoorders houden hem voor dat het slachtoffer al in haar auto zat toen zij werd neergestoken.
Natuurlijk, nu herinnerde Heini het zich weer, het slachtoffer was in haar auto doodgestoken. Klopt zei de politie, ronde zaak.
Als de zaak niet zo ernstig was, zou je in lachen uitbarsten. Wat heeft dit met waarheidsvinding te maken?

Eén van veroordeelden is Godfried van Haut. Hij ontkende toen en nu bij hoog en laag iets met de moord te maken te hebben. Maar ook hij werd veroordeeld. Over hem was ook een verklaring afgelegd door een ex-vriendin met wie hij een avondje had zitten doorzakken. In een dronken bui zou hij toen tegen haar verteld hebben dat hij verkering had gehad met Janis Joplin en een keer een moord had gepleegd. Nou dat eerste klopte natuurlijk niet, dat wist de politie ook wel, maar het tweede kwam mooi van pas. Dat was dus een bekentenis en mede daarop werd Godfried veroordeeld.

Degenen die mochten denken dat Warnsveld ergens in een eng ver land ligt hebben het mis. Warnsveld ligt gewoon in Nederland, vlak bij Zutphen en we hebben het over Nederlandse politie, justitie en rechters.

Imago of waarheid? 1.

Als het goed is zou het bij politie en justitie altijd om waarheidsvinding moeten gaan. Helaas leert de praktijk ons dat scoren ( het eigen imago in stand houden dus) het nogal eens wint van de waarheid. Over dit zaken zullen wij u ook gaan berichten.

Journalisten als rechercheur.

In de Volkskrant van 15 september staat een interview van Sara De Sloover en Liza Titawano met Martin Sitalsing, de beoogde nieuwe korpschef van Twente.

Iedere pasbenoemde korpschef heeft natuurlijk nieuwe en verfrissende ideeën want hij wil het beter doen dan zijn voorgangers. Dat geldt ook voor Martin Sitalsing. Hij kondigde al snel na zijn benoeming in een interview in De Telegraaf aan om onderzoeksjournalisten in dienst te nemen, omdat die anders denken dan de meeste politieagenten en buiten de gebaande paden durven te gaan.

In het interview met De Volkskrant herhaalt Sitalsing zijn plannen. In het interview lezen we:
“Ik was in Friesland zelf bezig een onderzoeksjournalist aan te nemen. Die denkt buiten de juridische kaders, is gewend veel bronnen te raadplegen en snel informatie te vergaren. En hij kan een strategische analyse op papier zetten. In Enschede zit er ook al een ex-journalist. En Volkskrant-verslaggever Weert Schenk is intussen naar de nationale recherche gegaan.”

Over Schenk zegt hij: “Hij heeft me een keer gevraagd het dossier van de moord op Marianne Vaatstra te herbekijken. Dat ging toen niet door omdat justitie het niet wilde, maar het toont wel hoe hij is.”

Iemand met de nodige capaciteiten biedt aan om eens naar een onopgeloste moordzaak te kijken die al jaren Friesland in zijn greep houdt. Een moordzaak waar politie en justitie zich al jaren op stuk bijten. Je zou als buitenstaander dan verwachten dat justitie dit aanbod met beide handen aangrijpt. Dat gebeurt niet. Justitie weigert zijn medewerking, Schenk krijgt het dossier niet te zien.

Waarom is dat? Je zou denken dat justitie alle belang heeft bij de oplossing van een dergelijke gruwelijke moord en dat het niet uitmaakt wie er voor de oplossing zorgt. Dat is verkeerd gedacht. Justitie is als de dood dat een niet-politieman, een journalist nog wel, iets zal vinden waardoor deze zaak alsnog zal worden opgelost. Dat hij misschien fouten in het onderzoek zal ontdekken, dat hij misschien beter werk zal leveren dan politie en justitie.
Nee, het oplossen van een gruwelijke moord is natuurlijk heel mooi, maar dat mag niet ten koste van het eigen imago gaan. Dan liever de zaak niet opgelost.

dinsdag 15 september 2009

5. De vermissing van Karel Besselsen

Vooraf
Bij het schrijven van dit verhaal over de moord op de 39 jarige Karel Besselsen uit Tilburg hebben we gebruik gemaakt van informatie uit de artikelen die in 2005 over deze zaak zijn geschreven door Telegraafverslaggeefster Jolande van der Graaf.

We hebben op deze pagina al een aantal vermissing beschreven waarin de politie in de fout is gegaan door niet uit te gaan van een misdrijf. Gewoon de feiten negeren en kiezen voor de gemakkelijkste weg lijkt vaak het devies. Relevante informatie van nabestaanden en getuigen wordt genegeerd. Het verhaal over de verdwijning van Karel Besselen lijkt echter het absolute dieptepunt op dit gebied. De ene blunder volgt de ander en de waarheid lijkt geen enkele rol te spelen en vervolgens verschuilt de politie en justitie zich achter allerlei slappe excuses en onwaarheden.

Inleiding
Hoewel Karel de jongste van het gezin is en dus werd verwend en mogelijk daardoor een zachtaardig mens is, lijkt hij niet gelukkig te zijn. De oorzaak daarvan is dat Karel homoseksueel is en met die geaardheid zelf veel problemen heeft, hij vindt het lastig dit te accepteren. Pas al hij twintig is durft hij hiermee naar buiten te komen. Daardoor kan Karel zijn draai in het leven niet vinden, relaties houden geen stand, werk heeft hij niet en leeft hij van een uitkering. Karel raakt op een gegeven moment aan de drank en aan de drugs en regelmatig klopt hij daarom bij zijn ouders voor hulp aan.

De vermissing
Op donderdag 31 mei 2001 ziet zijn familie hem voor het laatst. Karel bezoekt die dag zijn moeder die jarig is. ’s Middags om een uur of half drie gaat hij naar huis en belooft om later die dag nog een keer terug te komen om zijn moeder een cadeautje te brengen, want dat is hij vergeten te kopen. Karel komt zijn belofte echter niet na.
Op zondag 3 juni komt vriend Jan bij de ouders van Karel om te vertellen dat hij Karel sinds 1 juni niet meer heeft gezien. Twee zussen van Karel vertrouwen het zaakje niet en gaan direct naar de woning van hun broer om te kijken wat er aan de hand is. Als zij in de woning van Karel komen schrikken zij zich een ongeluk. Het licht in de woning brandt, de televisie staat nog aan, overal in de woonkamer liggen kleren en de twee hondjes van Karel lopen jankend rond. Verder zien zij dat de portemonnee, de bankpas en het paspoort van Karel op tafel liggen. Karel is dus kennelijk plotseling uit de woning verdwenen. Je hoeft geen groot speurder te zijn om te beseffen dat er hier vermoedelijk sprake is van een misdrijf. De gedachten dat er iets niet klopt hebben de beide zussen ook en nog diezelfde dag nog gaan zij naar het politiebureau in Tilburg en vertellen daar het verhaal over de verdwijning van hun broer.
Wie nu denkt dat de politie onmiddellijk in actie komt, heeft het mis. De politie reageert zoals men vaker in vermissingzaken tegenkomt. In plaats van direct een onderzoek in de woning van Karel in te stellen, concludeert de politie zonder enig onderzoek te doen, dat Karel er wel enkele dagen tussenuit zal zijn gegaan. Hij zal wel weer terugkomen, is de mening van de politie en men beperkt zich tot het noteren van wat gegevens.

Maar Karel komt niet terug. Na twee dagen komt de wijkagent samen met een collega een kijkje nemen in de woning van Karel. Deze wijkagent heeft kennelijk meer interesse dan zijn collega´s want hij heeft wel direct in de gaten dat er iets niet deugt en hij zegt dat er naar deze zaak gekeken moet worden. Maar dat is werk voor de recherche.

Tijdens het bezoek aan de woning van Karel zien de zussen en de politieagenten dat er twee handafdrukken op een ruitje van de buitendeur van de woning staan. Zij vertellen later dat het leek of iemand zich met zijn handen tegen de deur had gesteund en dat is opvallend, zeker in deze situatie. De wijkagent vindt dat kennelijk ook en hij waarschuwt direct de technische recherche om een sporenonderzoek in de woning te doen.
De technische recherche komt echter pas 3 dagen later en al die tijd is de woning onbeheerd. Als de technische recherche komt, blijken de handafdrukken ondertussen van de ruit te zijn verdwenen, iemand heeft kennelijk de ruit schoongemaakt na het bezoek van de wijkagent en de beide zussen van Karel. De technische rechercheurs kijken nog wat rond in de woning en nemen een haarborstel van Karel en wat gebruikte wattenstaafjes mee, kennelijk in een poging om DNA van Karel veilig te stellen. Van een uitgebreid sporenonderzoek, dat je toch zou mogen verwachten in een dergelijke situatie, is geen sprake.

Voor de familie Besselsen breekt daarna een tijd van martelende onzekerheid aan. Vier maanden lang houden zij om beurten Karels huis in de gaten, in de hoop dat hij toch nog thuis zal komen. Omdat de politie geen oproep in de media wil doen, looft vader Besselsen eigenhandig een beloning van 10.000 gulden uit. Stapels pamfletten met foto's van Karel en een telefoonnummer van de politie worden door de familieleden verspreid. Karels broer en zussen lopen stad en land af om buren en bekenden van hun vermiste broer te spreken. Alles en iedereen is in de weer om Karel op te sporen. Behalve de politie, die vindt de zaak kennelijk niet de moeite te waard.
Deze acties van de familie levert een aantal getuigen op die vertellen dat Karel regelmatig problemen had met een Marokkaanse buurman.

De Marokkaanse buurman
Deze buurman zou Karel het leven zuur maken omdat hij homo was, zegt de ene getuige. Het zuur maken bestond uit het regelmatig mishandelen van Karel. Een andere getuige zegt dat Karel door zijn druggebruik in financiële problemen zat en daardoor door kennissen van deze Marokkaan was geronseld om te helpen in de drugshandel. En dat niet meer zou willen en daarom klappen kreeg van deze Marokkaan. Weer andere getuigen melden dat zij in die tijd twee mannen, mogelijk afkomstig uit het Middellandse zeegebied, een blanke man in een plantsoen tegenover de woning van Karel hebben zien afranselen. Één van de getuigen vertelt hierover zo gedetailleerd dat hij een keer als verdachte wordt gehoord.
Deze getuigen hebben zich bij de politie gemeld, het enige dat de Tilburgse recherche doet met hun verklaringen is het doen van een summier onderzoek in de woonomgeving van Karel. Daarbij praten zij onder meer met de Marokkaanse buurman en daar blijft het bij.

De Bredase officier van justitie mr. B. Zonneveld schrijft later in een brief aan de familie: “De getuigen hebben echter over verschillende tijdstippen en in verschillende bewoordingen verklaard, zodat de waarnemingen onvoldoende informatie boden.”
Dit is een fout die wel vaker voorkomt bij politie en justitie. Volgens hen dienen getuigen allemaal hetzelfde te vertellen want anders zijn ze niet betrouwbaar. Het tegendeel is echter waar, het is juist verdacht als getuigen precies hetzelfde vertellen, want mensen hebben normaliter niet dezelfde waarneming van een gebeurtenis.
Rechercheurs leren dit tijdens hun opleiding op de rechercheschool. Tijdens één van de lessen komt er iemand de klas binnen, zegt of doet iets, en gaat weer weg. Een tijdje later worden hierover allerlei vragen gesteld aan de aanwezige cursisten. De praktijk leert dat iedereen zijn eigen lezing van het gebeuren heeft. Een prima les die de meeste rechercheur in de praktijk echter vaak vergeten.
Officier van justitie Zonneveld schrijft ook dat de politie in 2002 van getuigen heeft gehoord dat Karel bang was voor zijn Marokkaanse buurman, maar dat Karel nooit aangifte had gedaan en dus heeft men daar nooit onderzoek naar gedaan. Terwijl men op dat niveau behoort te weten dat veel geweldsslachtoffers, uit angst voor meer geweld, geen aangifte durven te doen. Dus dat het geen aangifte doen van Karel inhoudelijk niets zegt. Maar politie en justitie gebruiken nu eenmaal elk excuus om niets te hoeven doen.

De rol van vriend Jan
De politie besteedt wel enige aandacht aan het verhaal van de Marokkaan, maar heeft kennelijk niet in de gaten dat vriend Jan zich vreemd gedraagt. Jan is een wat oudere marktkoopman, die Karel soms op de markt helpt. Probleem is wel dat deze Jan getrouwd is en zijn vrouw natuurlijk niets van de verhouding mag weten.
Vriend Jan vertelt dat hij op vrijdag 1 juni ’s morgens vroeg bij Karel op bezoek is gegaan om te vragen of hij mee gaat naar de markt. Jan heeft een sleutel van de woning van Karel en kon dus zo naar binnen lopen. Hij zegt later dat hij Karel nog in bed aantrof en dat die geen zin heeft met hem naar de markt te gaan. Jan zegt dat hij daarop alleen is weggegaan.
Jan zegt later dat hij de volgende dagen nog een paar keer naar de woning van Karel is gegaan maar dat hij hem steeds niet thuis trof. Heel vreemd is wel dat Jan ook vertelt dat hij tijdens de afwezigheid van Karel het hele huis heeft opgeruimd en het bed heeft verschoond.

Deze gegevens op zich hadden de wenkbrauwen al moeten laten fronsen bij de politie. Je hoeft niet erg slim te zijn om te bedenken dat het vreemd is dat vriend Jan eerst zijn mond heeft gehouden over de verdwijning van Karel, maar ondertussen wel schoonmaakwerkzaamheden in de woning verrichtte en het bed had verschoond. Dat wekt op zijn minst de indruk dat Jan bezig was sporen van een misdrijf te verwijderen en dat betekent dat hij meer van de verdwijning van Karel moet weten.

Maar er komt nog mee bij. Kort na de vermissing horen twee zussen van twee buurjongens dat ze in de vroege ochtend van vrijdag 1 juni gestommel en gegil vanuit de woning van Karel hebben gehoord. Andere buren bevestigen de verklaring van de buurjongens. Dat is dus op de ochtend dat vriend Jan volgens zijn eigen verklaring in de woning van Karel was om hem op te halen voor de markt. Nu zal de politie toch wel actie ondernemen, zou je denken. Nou mooi niet. De politie doet niets met deze informatie. Het standpunt van politie en justitie blijft, zonder dat men een behoorlijk onderzoek heeft gedaan, dat er geen bewijs is dat er sprake is van een misdrijf.

Een lijk wordt gevonden
Meer dan een half jaar na de verdwijning van Karel wordt in Raamsdonksveer door een jager het lichaam van een man gevonden. De familie denkt onmiddellijk aan Karel en vraagt de politie middels DNA onderzoek na te gaan of het soms het lichaam van Karel is. Politie en justitie weigeren daar echter hun medewerking aan te verlenen en het lichaam wordt zonder dat de identiteit bekend is geworden, in opdracht van justitie gecremeerd en de as op een veldje verstrooid. Later zegt justitie dat het lichaam per abuis is gecremeerd door een misverstand met de gemeente Geertruidenberg waaronder Raamsdonksveer valt. Eigenlijk had het lichaam begraven moeten worden.

Begin 2005 wordt de zaak opnieuw in de publiciteit gebracht via het tv-programma Tros Vermist en dan komt er eindelijk wat beweging in de zaak. Na deze uitzending besluit justitie onder druk van de media alsnog de achtergehouden resten van het gevonden lichaam, een nekwervel en een tand, te vergelijken met het DNA van Karel Besselsen. De uitkomst is schokkend. Het gevonden lichaam blijkt inderdaad Karel Besselsen te zijn. De familie blijkt 3 jaar op zoek te zijn geweest naar iemand die in opdracht van justitie al was gecremeerd.
Als de familie op het punt staat de door justitie achtergehouden lichaamsdelen te laten bijzetten in een graf blijkt dat justitie weer heeft gelogen. Plotseling blijkt dat er destijds ook botten uit Karels arm en been, een kaak, een heupbeen en wat haar bewaard waren. Een onaangename verrassing voor de familie en de begrafenisondernemer.

De politie in actie
Uiteindelijk gaat de politie Tilburg in de loop van 2005 alsnog onderzoek doen naar de dood van Karel. Allereerst richt zij haar pijlen op de Marokkaanse buurman, maar er wordt geen bewijs gevonden dat hij iets met de dood van Karel te maken heeft.

Daarna richt het onderzoek zich op de meest voor de hand liggen persoon, namelijk vriend Jan. Dat onderzoek heeft snel resultaat, Jan legt namelijk een gedeeltelijke bekentenis af. Hij verklaart dat hij op de dag van de verdwijning met Karel naar het kanaal bij Raamsdonksveer te zijn gegaan om daar te zwemmen. Na de zwempartij zouden ze samen een patatje zijn gaan eten en daarbij zou Karel gestikt zijn in een frietje. Jan zegt toen zou in paniek te zijn geraakt dat hij Karels lichaam ter plaatse heeft begraven onder zand en bladeren.
Een onzin verhaal. Op de dag van de verdwijning van Karel was volgens het KNMI de maximum temperatuur 17 á 18 graden, niet echt weer om eens lekker in een kanaal te gaan zwemmen. De plaats waar ze volgens Jan gezwommen zouden hebben is bovendien niet direct een plaats die de meeste mensen zouden kiezen om te gaan zwemmen. Wel is het een plaats waar je makkelijk met de auto kunt komen en dat is gemakkelijk als je een lijk wil verbergen. Waarom zou Karel trouwens zijn geld, sleutels en papieren thuis laten als hij een dagje gaat zwemmen? En: Waarom heeft Jan na de dood van Karel diens woning schoongemaakt en zijn bed verschoond?
Alles wijst er volgens ons op dat Karel in zijn woning om het leven is gebracht en dat zijn lichaam daarna is weggebracht naar Raamsdonksveer. Maar het bewijs daarvoor kan niet (meer) worden geleverd, omdat de politie de woning nooit serieus heeft onderzocht.

Ook het verhaal over het overlijden zelf lijkt onzin maar ook hier valt het tegendeel niet (meer) te bewijzen. Toen het lichaam van Karel werd gevonden, was het al in een dermate staat van ontbinding dat de patholoog niet meer met zekerheid kon zeggen wat de doodsoorzaak was. Blijft als misdrijf over het wegmaken van een lijk, een feit waar maximaal één jaar gevangenisstraf op staat.

De rol van politie en justitie
Uit het bovenstaande is duidelijk dat ook in deze zaak politie en justitie door niet te reageren op een verdachte vermissing achteraf moet goedpraten waarom er niets is gebeurd. Hierboven worden daar al een aantal voorbeelden van gegeven. Er is nog een voorbeeld. De officier schrijft in een brief dat de technische recherche een week na de vermissing niet alleen Karels DNA heeft verzameld, maar zijn huis ook met luminol op bloedsporen heeft doorzocht en daarbij geen bloedsporen hebben aangetroffen. Later bleek dat dit een leugen was, de politie heeft nooit de woning van Karel met luminol op bloedsporen onderzocht. Dat hadden ze natuurlijk wel moeten doen, maar daar kwamen ze veel te laat achter. Aangezien fouten erkennen geen sterk punt is bij politie en justitie, verzint de officier van justitie alsnog het luminalonderzoek.

Het is ook vreemd dat deze officier van justitie de vermissing van Karel tot tweemaal toe een onvrijwillige verdwijning noemt. Een onvrijwillige verdwijning is als iemand tegen zijn wil wordt meegenomen en dat noemen we in Nederland wederrechtelijke vrijheidsberoving. Op dit feit staat een lange gevangenisstraf, juist een reden om wel onderzoek te doen. Maar in feite is deze zaak nooit goed onderzocht.

Ook het feit dat vriend Jan ervan afkomt met een aanklacht wegens het illegaal wegmaken van een lijk, lijkt te gek voor woorden. Iemand die eerst aan de familie een verhaal heeft verteld over een vermissing en dan dat zijn vriend gestikt zou zijn in een frietje tijdens het zwemmen, kun je in een goed verhoor zo in het nauw brengen dat hij, indien hij het misdrijf heeft gepleegd, wel met de waarheid voor de dag moet komen. Wie gaat het huis van iemand waarvan je weet dat hij niet meer terugkomt nog schoon maken en het bed verschonen en vingerafdrukken op een deur verwijderen? Wie gaat op die plaats zwemmen waar het lichaam van Karel werd gevonden?
Het lijkt er op dat politie en justitie hem hiermee hebben laten wegkomen omdat deze instanties anders te veel uit te leggen hebben. Namelijk, waarom zij zelf niet eerder en beter onderzoek hebben gedaan.

Geen wonder dat de nabestaanden van Karel Besselsen geen enkel vertrouwen meer in politie en justitie hebben.

maandag 14 september 2009

Update (2) moordzaak Reggie Koenders

We schreven al eerder over het kort geding dat advocaat Knoester heeft aangespannen tegen het openbaar ministerie. Dat kort geding heeft uiteindelijk toch succes gehad.

Jarenlang kreeg advocaat Knoester horen dat een videoband met beelden van de moord op Reggie Koenders de daarvan gemaakte kopiën verdwenen waren. De kopiën zijn nog steeds weg maar de videoband is nu plotseling opgedoken ergens in een kast in een TBS inrichting waar Danny van den H. in behandeling is geweest .
Het gaat daarbij om de beelden van een bewakingscamera van een tankstation dat vlakbij de plek van de in april 2000 gepleegde moord staat. Het beeldmateriaal kan heel belangrijk worden voor Danny want mogelijk kan door deze beelden worden aangetoond dat hij destijds niet de schutter was en dus onschuldig veroordeeld is.

Advocaat Knoester wil de beelden in ieder geval gebruiken om een digitale reconstructie van de moord te laten maken.

Ook hier geldt dus dat de aanhouder wint.
We vragen ons trouwens wel af wat die videoband in een TBS kliniek deed. Deze videoband had toch niets met de behandeling van Danny te maken? Dergelijke zaken horen bij justitie te liggen en niet rond te zwerven.
Het wordt daarom hoogtijd dat er duidelijke richtlijnen komen over het bewaren van dossiers en bewijsmateriaal, ook na de veroordeling van een verdachte. De laatste jaren is er toch voldoende aangetoond dat een veroordeling lang niet altijd inhoudt dat de zaak ook echt is opgelost.
Een onderzoek naar mogelijke gerechtelijke dwalingen wordt nu vaak ernstig bemoeilijkt door het verdwijnen van stukken en bewijsmateriaal en dat is een slechte zaak.

donderdag 3 september 2009

De zaak Theo Tetteroo

Op 24 maart 1999 wordt in de politieadministratie melding gemaakt van het feit dat Jessica Tetteroo wordt mishandeld door haar opa en seksueel misbruikt door haar vader Theo en broer Johan. De melding is gedaan aan een wijkagent door een vriendin van Jessica.
Kort daarna schrijft Jessica zelf een briefje aan deze wijkagent waarin zij dit bevestigt en vertelt dat haar opa, oma en broer hier niet achter mogen komen. Jessica woont op dat moment met haar broer Johan bij haar opa en oma, want vader is internationaal vrachtwagenchauffeur en dus veel van huis en moeder zit in een tbs-inrichting vanwege het doden van één van haar kinderen.

Op 31 mei schrijft Jessica opnieuw een brief aan deze wijkagent en meldt dat haar broer en haar vader hetzelfde bij haar doen. Wat ze doen schrijft ze echter niet.

Op 23 juni, drie maanden na de eerste melding, vindt er een eerste gesprek plaats tussen Jessica en zedenrechercheur Monique van Poppel van de Regiopolitie Rotterdam Rijnmond. Jessica vertelt dan dat haar broer haar vrijwel elke dag lastig valt en daarna het gebruikte condoom weg gooit.
De politie gaat daarna naar de woning waar Jessica woont en wil de vuilcontainers onderzoeken, maar die blijken al geleegd te zijn.

Monique van Poppel maakt een nieuwe afspraak met Jessica op 28 juni, omdat Jessica dan sportdag heeft en het daardoor niet zal opvallen dat ze niet op school is. Ze wil niet dat haar opa (oma is kort daarvoor overleden) en vader (die daarna bij haar opa is gaan inwonen) er achter zullen komen dat zij met de politie heeft gesproken.

Op die dag, 28 juni, verklaart Jessica dat het sinds 23 juni weer is gebeurd, zonder dat zij er bij zegt wat er dan precies gebeurd is. Met wie en waar het gebeurd is wordt niet vermeld in het dossier. Ook staat nergens in het dossier dat de politie n.a.v. dit gegeven onderzoek op de plek waar het gebeurd zou zijn. Later blijkt dat dat onderzoek er kennelijk wel geweest is maar dat er niets belastends is gevonden. Jessica wordt vervolgens onder toezicht gesteld en wordt geplaatst in een pleeggezin.

Onderzoek door gynaecoloog
De politie meldt dat er op 30 juni 1999 een onderzoek zal plaatsvinden door een gynaecoloog en dat er daarbij een zedenkit zal worden afgenomen. Een zedenkit is bedoeld om te kijken of men na een verkrachting sperma dan wel verwondingen kan aantreffen die als ondersteunend bewijs in een rechtszaak kunnen worden gebruikt. Tijdens het onderzoek door de gynaecoloog blijkt Jessica nog maagd te zijn en wordt het de zedenkit niet afgenomen omdat het Jessica te veel pijn doet en omdat men het maagdenvlies zou moeten doorbreken.

Jessica heeft daarvoor al verklaard dat haar broer en vader haar sinds haar negende (ze is dan 16) jaar respectievelijk 2x en 1x per week hebben misbruikt. Ook heeft Jessica inmiddels aangegeven dat opa haar seksueel heeft misbruikt, maar dat ze tegen hem -vanwege zijn leeftijd - geen aanklacht wil indienen. Jessica heeft zolgens haar zeggen dus al zeven jaar minimaal drie keer per week seksuele gemeenschap gehad en is desondanks nog steeds maagd. Einde onderzoek zou je dan denken.

Hoe anders is de werkelijkheid.
De politie gaat rustig door met deze zaak. En wel heel rustig.
Pas in april 2000 is er een verklaring van Jessica waaruit blijkt dat het misbruik tussen 23 en 28 juni 1999 door haar vader is gepleegd en wel in zijn woning. Later blijkt Jessica op 28 juni de sleutel van haar vaders huis te hebben meegenomen en dat de dag erna door haar vader een mobiele telefoon in zijn huis werd gevonden, waarmee voor het laatst was gebeld met de plaatselijke politie. Kennelijk is de politie toen in die woning geweest om te zoeken naar bewijsmateriaal (condoom, sperma in laken, bijvoorbeeld). Er zal niets zijn aangetroffen, want deze actie en het resultaat ervan worden nergens in het dossier vermeld.

Op 2 november 1999 vindt de officier van justitie dat er onvoldoende materiaal is om er een zaak van te maken, Jessica zal een meer gedetailleerde verklaring moeten afleggen. Jessica stelt een gesprek met de politie een aantal malen uit en pas op 21 december legt Jessica een tweede verklaring af. Monique van Poppel meldt dan dat ze nu op zoek zal gaan naar steunverklaringen, m.a.w. verklaringen van getuigen probeert te vinden die het verhaal van Jessica ondersteunen. Hier begint men pas op 30 maart 2000 mee.

De getuigen die worden gehoord, kunnen niets verklaren wat als bewijs gebruikt kan worden. Opvallend is dat de vriendin die als eerste aangifte deed ook wordt gehoord en dat vermeld wordt dat dit op deze vriendins woonadres is gebeurd. Zij verbleef op dat moment echter in een justitiële jeugdinrichting vanwege het feit dat zij als aanstichtster werd gezien van een vorm van zinloos geweld met dodelijke afloop op het station van Vlaardingen.

Vervolgens duurt het nog tot 28 augustus totdat eerst Johan en daarna op 1 september vader Theo worden opgepakt. Beiden ontkennen in eerste instantie, maar bekennen de tweede dag. Voor de politie een goede zaak,want met bekennende verdachten is hun zaak veel sterker geworden. De zaak wordt voorgebracht en Theo en Johan worden beiden veroordeeld. Johan voor het misbruik van Jessica. Theo voor het misbruik van jessica EN Johan. Johan heeft namelijk inmiddels aangifte van seksueel misbruik tegen zijn vader gedaan en Theo heeft ook dat tijdesn een politieverhoor bekent. Einde verhaal zou je denken.

Maar vreemd is dat nadat Theo bij de politie heeft bekend, hij het misbruik daarna altijd weer heeft ontkend. Theo behoort tot het type mensen die gemakkelijk te beïnvloeden zijn. In Theo's woorden: "Als iemand zegt dat een deur rood is en ik zeg dat die deur wit is en die ander zegt dat de deur toch rood is, dan zeg ik ook dat die deur rood is."
De politie haalde de volgende trucs uit:
1. ze zeiden dat hij naar huis mocht als hij zou bekennen
2. ze zeiden dat hij minder straf zou krijgen als hij zou bekennen (valse beloftes zijn niet toegstaan tijdens een verhoor)
3. ze deden een beroep op het feit dat hij een goede vader voor zijn kinderen wilde zijn. Daarom vroegen ze hem of zijn kinderen leugenaars waren. Dat ontkende Theo. Dus, zo zeiden de verhoorders, spreken ze de waarheid als ze zeggen dat jij hen hebt misbruikt. En toen kon Theo niets anders uitbrengen dan dat dit wel zo zou moeten zijn.

Johan heeft inmiddels bij een notaris laten vastleggen dat hij, ondanks zijn bekentenis bij de politie, nooit zijn zus heeft misbruikt en dat hij ook nooit door zijn vader is misbruikt. Dit laatste had hij gezegd omdat tijdens een therapie een behandelaar hem vroeg of hijzelf ook seksueel misbruikt was en dat dit zou verklaren waarom hij dat ook had gedaan. Inien hij dit zou toegeven dan zou dat zijn kans op genezing verbeteren. Johan heeft toen een tijdje geloofd dat hij inderdaad misbruikt was (over beïnvloedbaarheid gesproken!), totdat hij in een therapie kwam voor slachtoffers van seksueel geweld en hij daarin niets herkende dat op hem sloeg.

Toen Theo en Johan werden verhoord, werd Jessica uitgenodigd door de ovj om haar bij te praten wat er nu allemaal stond te gebeuren. Tijdens dat gesprek zei Jessica dat opa de grootste beest van allemaal was, ook op seksueel gebied.

Opa is daarop begin 2000 aangehouden en verhoord. Maar opa is absoluut niet beïnvloedbaar en ontkende alles consequent. Sterker nog, hij meldde dat hij na een operatie aan zijn rug al 25 jaar impotent was. Uit het dossier wordt niet duidelijk of de politie dit ook onderzocht heeft, maar de zaak tegen opa (het grootste beest volgens Jessica) werd vervolgens geseponeerd.

Onze conclusie was, nadat we de zaak op verzoek van Theo's advocaat hadden onderzocht, dat er sprake moet zijn van een valse aangifte, een zeer slecht politieonderzoek en valse bekentenissen. Kortom absoluut onvoldoende om iemand op te veroordelen.
Zoals al beschreven, is dit wel gebeurd. Theo kreeg als straf ook tbs met dwangverpleging, en omdat hij ontkende betekende dit dat hij nooit weer vrij zou komen. Iemand kan men pas genezen verklaren indien hij het slechte van zijn daad heeft ingezien. en dat is per definitie onmogelijk indien je het misdrijf ontkent te hebben gepleegd. Inmiddels is Theo op vrij voeten omdat de tbs-inrichting waar Theo verbleef ook overtuigd was van zijn onschuld en hem daaarom genezen verklaarde.

De advocaat van Theo, mr. W. van Zundert uit Rotterdam, heeft onlangs voor de derde keer gepoogd een herziening van het vonnis voor Theo te krijgen. Dat moet gebeuren bij de Hoge Raad en dan brengt een A.G. (de officier van justitie voor dit soort zaken) advies uit. Deze man maakt het wel heel bont en geeft er blijk van geen enkele kennis van zedenzaken te hebben.

Ten eerste stelt hij dat het feit dat Jessica niet zelf als eerste aangifte heeft gedaan, maar een vriendin van haar, typerend is voor de waarheidsgehalte van de zaak, terwijl iedere beginnend zedenrechercheur zelfs weet dat het tegendeel het geval is. Juist bij valse aangiften vindt het eerste contact met de politie meestal plaats via een derde.

In de tweede plaats haalt deze AG alle oude koeien, zoals die in de vorige pogingen tot een herziening al zijn aangevoerd en weerlegd, uit de sloot. Zoals het feit dat Theo destijds niet in hoger beroep is gegaan. De AG legt dit uit als een daad van acceptatie door Theo en die volgens hem daarmee indirect toegeeft het misdrijf te hebben gepleegd. Al tweemaal is uitgelegd dat Theo niet in hoger beroep is gegaan omdat zijn advocaat hem destijds dit adviseerde en niet omdat hij schuldig was.Theo, beïnvloedbaar als hij is, heeft dat advies blindelings gevolgd en dat wordt nu tegen hem gebruikt.

Ten derde haalt de AG een rapport van de Werkgroep Gerede Twijfel aan. Daarin stelt de schrijver (een ex-rechter die uit zijn functie is gezet wegens het bezit van kinderporno) van dat rapport dat hij met een deskundige heeft gesproken (welke dat is wordt niet duidelijk gemaakt) die beweert dat een intact maagdenvlies niet in alle gevallen bewijst dat er geen geslachtsgemeenschap heeft plaats gevonden. Soms ligt het maagdenvlies zover achterover dat er geen doorboring plaatsvindt. Maar bij Jessica werd het gynaecologisch onderzoek gestopt omdat het maagdenvlies in de weg zat. Dus zou er bij haar zeker sprake van doorboring en niet meer aanwezig zijn van het maagdenvlies sprake moeten zijn geweest.

Al met al ziet het er dus niet positief uit voor Theo. Hoewel inhoudelijk gezien er geen enkel reden is om aan te nemen dat Theo wel schuldig is, worden juridische regels toegepast opdat men niet hoeft toe te geven dat een rechter een fout kan maken. Triest maar waar.
De AG is er dus niet voor om herziening van het vonnis aan te vragen.

Klokkenluiden bij de politie

Slachtoffer van je eigen onthulling
Artikel uit Crimelink nummer 1 van 2008.
Auteur: Joost van der Wegen is journalist en schrijft over criminaliteit in Metro, Panorama en Crimelink.
Daarnaast heeft hij een eigen weblog getiteld www.politiespotter.blogspot.com

Hij karakteriseert zichzelf als een beminnelijke man die mensen graag in hun waarde laat. Maar je moet geen onzin aan hem verkopen, want dan wordt hij tegendraads. Dat laatste is precies wat de aan de Rijksuniversiteit Groningen verbonden criminoloog Harrie Timmerman overkwam, in de jaren dat hij als gedragskundige voor het Groningse Cold Case Team werkte. Eind jaren negentig kreeg de onkreukbare politiemedewerker nog complimenten voor zijn verhooradvies dat mede leidde tot het oplossen van de moorden op Anne de Ruyter de Wildt (1997) en Annet van Reen (1994). Kort daarna legden Timmermans aanwijzingen gewicht in de schaal in het verhoren van de Groningse seriemoordenaar Willem van E., die bekende drie prostituees om het leven te hebben gebracht. Timmerman leverde een bijdrage aan de zaak door speciaal samengestelde verhoorkoppels op de seriemoordenaar af te sturen die hem zijn bekentenis ontfutselden.

Tien jaar na aanvang van zijn verbintenis met de Groningse politie staat Timmerman vooral bekend als de klokkenluider die de tekortkomingen van het NFI en justitie in ‘de zaak-Nienke’ over het voetlicht bracht. Hij deed dit via een uitzending van Netwerk over het falen van politie en justitie in wat inmiddels de Schiedammer parkmoord is gaan heten. Het Groningse cold case-team kreeg in deze zaak informatie in handen, waaruit bleek dat belangrijk bewijsmateriaal door justitie en het NFI aan de rechter was onthouden, waardoor de verkeerde verdachte werd veroordeeld.
De uitzending heeft verregaande consequenties voor politie en justitie, maar ook voor Timmerman zelf. Nadat hij samen met collega Dick Gosewehr naar de pers is gestapt, zit een nieuwe detachering bij het Groningse korps er voor hem niet in. Noodgedwongen gaat hij met pensioen, ook vanwege een slechte gezondheid die er door de druk van het klokkenluiderschap niet op vooruit is gegaan.

Gewetensnood
In december van het afgelopen jaar brengt Timmerman het boek
Tegendraads’ uit (Rozenberg Publishers, 2007) over zijn ervaringen bij de politie. Daarin beschrijft hij niet alleen zijn klokkenluiderschap in de Schiedammer parkmoord, maar ook in detail de misstanden die hij in zijn periode bij de Groningse politie ontdekte. En hoe hij zich langzaam maar zeker gedwongen voelde om over de misstanden waar hij bij politie en justitie op stuitte, naar buiten te treden. Timmerman legt Crimelink uit hoe het proces verliep. ‘Ik ontdekte dat bepaalde dossiers niet, of niet goed, in behandeling werden genomen of onder de hoede van incapabele leidinggevenden terecht kwamen. Naar aanleiding daarvan sprak ik mijn meerderen hierop aan. Zij waren er in beginsel ontvankelijk voor, maar aan mijn klachten werd uiteindelijk toch niets gedaan. In het geval van de Schiedammer parkmoord bleek het intern niet mogelijk om de misstanden bij het NFI en justitie aan te kaarten. Toen ik ernstig in gewetensnood kwam, heb ik daarom de pers opgezocht.’

Timmerman omzeilde met zijn kritiek de korpsleiding. Die verwijt hem dat nog steeds. De verklaring van de klokkenluider: ‘Ik had mijn bezwaren liever op een andere manier geuit, maar verder met je commentaar dan de chef van de divisie ga je bij de politie nu eenmaal niet. Kritiek leveren wordt in die cultuur toch al snel gezien als matennaaierij. Het maakt niet uit op wie je kritiek hebt, men vindt al snel dat je je collega’s afvalt. Ik had niet de illusie dat dit bij de korpschef anders zou zijn.’

Naar aanleiding van het boek van Timmerman brengt de Groningse politie tussen Kerst en Oud & Nieuw een persbericht uit, waarin het korps ingaat op de inhoud van het boek, maar ook meldt het bij dat bericht te houden. Timmerman verwijt men ‘halve en hele onwaarheden’ te verkondigen in zijn boek met als titel‘Tegendraads’. Dat ongenoegen over de boodschapper van de kritiek wordt vergezeld van informatie over de verbetertrajecten van het korps in Groningen, waar de staatssecretaris vorige maand nog een gloednieuw cellencomplex opende, met enkele state of the art verhoorkamers met opnameapparatuur.

Doorbraak
De ervaringen van Harrie Timmerman staan niet op zichzelf. Al eerder kwamen politiemensen die in het openbaar kritiek op hun korps uitten, daar niet zonder kleurscheren vanaf. In 1995 was er de affaire van de Rotterdamse rechercheur Bert Santema. Santema is in dat jaar belast met het speurwerk naar de moordenaars van de
56-jarige taxichauffeur George Frensdorff. Nadat het rechercheteam is ontbonden, ontdekt hij dat een bewakingsvideo niet goed genoeg is onderzocht. Als hij in het programma van Peter R. De Vries wil optreden met de videoband om een doorbraak te bewerkstellingen, wordt hem dit door de korpsleiding verboden. Santema verschijnt
toch bij De Vries, waarna de korpsleiding hem schorst en later ontslaat voor het negeren van een dienstbevel. Het tonen van de videoband in de uitzending leidt tot de oplossing van de zaak en aanhouding van de daders. Twee 17-jarige jongens bekennen de moord aan een inderhaast opnieuw geformeerd politieteam. ‘Door de politieleiding is hij hiervoor “onderscheiden” met ontslag’,

Criminoloog Lissenberg:
Waarom de kroongetuige wel belonen, en de klokkenluider niet?’ Zo werkt goed burgerschap in Nederland, voor een rechtgeaarde Groningse criminoloog.’
Met deze woorden opende Prof. Dr. Elisabeth Lissenberg op 15 februari in de Oude Lutherse Kerk in Amsterdam haar afscheidscollege met als titel ‘Klokkenluiders
en verklikkers’. In dit college vroeg de hoogleraar criminologie zich af waarom de Nederlandse staat klokkenluiders ‘toch zo slecht beschermt’. Zij deed dit aan de hand van de casus van de Groningse politieklokkenluider Harrie Timmerman. ‘Hij hield er onder meer een hoge bloeddruk en een pensioenbreuk aan over.’
Lissenberg constateert dat het klokkenluiden in ons land al snel als verraad wordt gezien, in een cultuur waarin zaken onder ons worden geregeld en gehouden. ‘In de Verenigde Staten worden klokkenluiders al tientallen jaren als helden gezien.’ Via
de ambtenarenwet maakt de Nederlandse staat het melden van misstanden niet gemakkelijk, stelde de hoogleraar: ‘De landelijke klokkenluiderregeling lijkt meer opgesteld om de overheid tegen de melder te beschermen, dan om ambtenaren in staat te
stellen om misstanden naar buiten te brengen. Zoals het nu geregeld is, kijkt de klokkenluider wel uit. Hij wordt het slachtoffer van zijn eigen onthulling.’ Lissenberg vraagt zich af waarom kroongetuigen in strafzaken wel in aanmerking komen voor een beloning door strafvermindering, terwijl klokkenluiders ‘met lege handen’ achterblijven.
Voordat zij met eervol ontslag ging bij de Universiteit van Amsterdam, pleitte Lissenberg nog voor een loket voor de ondersteuning voor melders van misstanden in ons land. De minister van Binnenlandse Zaken bekijkt momenteel de mogelijkheden voor een ‘advies en verwijspunt’ voor klokkenluiders. In het voorjaar van 2008 komt ze ook met een evaluatie van de bestaande klokkenluidersregelingen van de overheid.