maandag 3 augustus 2009

De verzwegen moord op mevrouw Veira

Steeds vaker komen we zaken tegen waarbij je na het lezen van het verhaal niet kunt begrijpen waarom er geen diepgaand onderzoek in die zaak is gedaan. Het overlijden van mevrouw Veira-Lee in Leidschendam is daar een schrijnend voorbeeld van. We moeten daarvoor terug naar de maand augustus van het jaar 1984.

De 76 jarige mevrouw Veira-Lee is weduwe en woont al jaren alleen in een bejaardenflat aan de Duivenvoorde te Leidschendam. De woning ligt op de 1e verdieping van het flatgebouw. Afgezien van mevrouw Veira zelf, heeft alleen haar zoon een sleutel van haar woning. Zij krijgt weliswaar éénmaal per week hulp, maar deze hulp heeft geen sleutel van haar woning. Op maandag 6 augustus vertrekt haar zoon, met echtgenote en hun zoon, voor een vakantie naar Spanje. Ze maken de reis per auto en hebben met moeder afgesproken dat ze iedere dag even zullen bellen. Op de dag na hun vertrek, dinsdag 7 augustus 1984, belt de zoon ’s avonds naar zijn moeder, maar hij krijgt geen gehoor. Dat is vreemd want zijn moeder is vrijwel altijd ’s avonds thuis. De volgende dag, woensdag 8 augustus 1984, belt de zoon ’s avonds weer naar zijn moeder, maar opnieuw krijgt hij geen gehoor. De familie vertrouwt het dan niet meer, ze denken dat er iets met moeder aan de hand is en ze besluiten naar Nederland terug te keren. De volgende ochtend, donderdag 9 augustus, vertrekken ze naar Nederland. Na een tussenstop onderweg komen ze op vrijdag 10 augustus ‘s avonds in Leidschendam aan. Ze rijden direct door naar de woning van moeder en daar zijn ze om ongeveer half tien.

Als de familie de woning van moeder binnengaat, krijgen ze gelijk de schrik van hun leven. De deur van de berging in de gang van de woning van moeder staat open en er steekt een hand naar buiten. Als ze verder kijken vinden ze op de vloer van de berging het stoffelijke overschot van moeder. De berging is een ruimte die hun moeder veelal als droogruimte voor haar was gebruikte en ook nu hingen er lakens aan de waslijnen te drogen. Mevrouw Veira ligt voorover met haar gezicht plat op de vloer van de berging. Haar benen zijn gestrekt en de beide armen heeft zij gebogen boven het hoofd. Rond haar hoofd ligt een plas bloed, maar haar beide handen liggen niet in het bloed. Haar linkerarm ligt nog binnen de berging maar de rechterhand steekt de gang in. De in de berging hangende lakens lijken onaangeroerd. De familie vindt dat vreemd omdat zij aannemen dat moeder, als zij onwel zou zijn geworden, de lakens tijdens haar val vastgegrepen en meegesleept zou hebben. De houding waarin mevrouw Veira volgens de familie is aangetroffen is vreemd en past niet bij een acute hartdood. De houding past eerder bij iemand waarvan het lichaam na het overlijden is verplaatst door het aan beide benen beet te pakken en te verslepen. Het lijkt er dus op dat het lichaam van mevrouw Veira na haar dood is verplaatst. Waarom zou iemand het lichaam van een overleden bejaarde vrouw verslepen en geen hulp inroepen? Wie zou dat dan trouwens geweest moeten zijn, want buiten de zoon had er niemand een sleutel van de woning?

In de keuken ziet de familie op het aanrecht gesneden bladspinazie en vis. Aan de toestand van de spinazie en de vis leiden zij af dat de etenswaren er al langere tijd liggen, want de vis stinkt. Kennelijk is mevrouw Veira al langere tijd dood.

Na het vinden van het lichaam van moeder belt de familie de begrafenisondernemer, maar als die het verhaal hoort zegt hij dat ze eerst de dienstdoende huisarts moeten bellen. De dienstdoende arts komt direct maar weigert, na onderzoek van het stoffelijke overschot, een verklaring van natuurlijk overlijden af te geven. Hij zegt dat ze de politie maar moeten bellen en gaat weer weg.

Onderzoek politie
De familie belt daarop de politie, die direct komt. Eerst komen er twee agenten en daarna een rechercheur. De taak van de politie is in dit soort gevallen tweeledig:
1. Onderzoeken of er sprake is van een misdrijf
2. Proberen het tijdstip van overlijden vast te stellen
Als de agenten zien wat er aan de hand is, bellen zij de gemeentelijke lijkschouwer. De agenten vragen aan de schoondochter of zij iets uit de woning van haar schoonmoeder mist zoals een portemonnee. Door de opwinding is de schoondochter echter wat in de war en zij kan niet zo gauw bedenken waar zij moet zoeken. Omdat zij kennelijk te lang aarzelt zegt één van de agenten tegen haar: “Laat maar zitten”. Opvallend is het dat de politie een dergelijke vraag stelt als er net iemand dood is aangetroffen. Kennelijk was de situatie dusdanig dat de agenten de zaak niet helemaal vertrouwden.

De lijkschouwer
De ter plaatse gekomen gemeentelijke lijkschouwer onderzoekt het lichaam en laat het lichaam vervolgens overbrengen naar het ziekenhuis Sint Antoniushove in Leidschendam. Kennelijk vertrouwt hij het niet helemaal want in het ziekenhuis laat hij een röntgenfoto van het hoofd van mevrouw Veira maken. Als hij op deze foto niets bijzonders ziet, geeft hij alsnog een verklaring van overlijden af. In deze verklaring, gedateerd 10 augustus, schrijft hij:
er niet van overtuigd te zijn, dat de dood tengevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden

Als bijzonderheden schrijft hij op:
- dood gevonden in badkamer
- rechter gelaatshelft verweking + blauwe plekken, vermoedelijk door druknecrose na de dood
- voor alle zekerheid X schedel gemaakt, waarop geen afwijkingen te zien waren
- vermoedelijk is betrokkene overleden aan een acute hartdood

De laatste zin van de lijkschouwer is opvallend, want hoewel hij meldt er niet van overtuigd te zijn dat er sprake is van een natuurlijke dood, noemt hij als vermoedelijke doodsoorzaak een acute hartdood, wat wel een natuurlijke dood is. De lijkschouwer maakt trouwens nog een foutje, hij schrijft in zijn verslag dat het lichaam van mevrouw Veira is gevonden in de badkamer. Dat klopt echter niet, het lichaam van mevrouw Veira is door haar familie gevonden in de berging van haar woning. Ook de behandelende rechercheur let niet goed op, want hij schrijft later in zijn proces-verbaal dat het lichaam is gevonden in een slaapkamer. Beide deskundigen noemen dus een verkeerde plaats van aantreffen van het stoffelijke overschot en dat is typerend voor de wijze waarop het onderzoek naar het overlijden van mevrouw Veira is gedaan. Uit het proces-verbaal blijkt nergens dat er door de politie verder onderzoek is gedaan naar de aanwezigheid van sporen in de woning. Er staat ook nergens dat de technische recherche is gewaarschuwd zodat we er van uit moeten gaan dat die er niet geweest is.

De familie verklaart dat het hoofd van moeder in een plas bloed lag, maar de rechercheur beschrijft dat later niet in zijn proces-verbaal terwijl hem dat toch zeker opgevallen moet zijn. Ook schrijft hij niets over eventuele verwondingen aan het hoofd van mevrouw Veira terwijl hij die verwondingen wel geconstateerd heeft. Wij weten dat omdat we inmiddels de beschikking hebben gekregen over een mutatie uit het dagrapport van de gemeentepolitie Leidschendam gedateerd 10 augustus 1984 te 23.30 uur. In de mutatie schrijft de rechercheur:
1. “Gezien de verwondingen aan het hoofd werd een röntgenfoto van het gezicht gemaakt. Hieruit bleek dat er geen beschadigingen noch fracturen waren te zien.”
Mevrouw Veira had dus volgens de rechercheur verwondingen aan haar hoofd. Waaruit de verwondingen aan haar hoofd bestonden vermeldt de mutatie niet en ook niet hoe ze ontstaan zouden kunnen zijn.

2. Zij werd aangetroffen door haar zoon in de slaapkamer.
We schreven al eerder dat deze opmerking kenmerkend is voor de wijze waarop het aantreffen van mevrouw Veira is vastgelegd. Volgens de familie werd het lichaam aangetroffen onder de waslijnen in de berging van de woning.

We schreven al dat de politie in dit soort gevallen van “lijkvinding” ook tot taak heeft om te proberen de datum van overlijden vast te stellen. Dat is belangrijk want als de overlijdensdatum niet bekend is, kan de familie of de begrafenisondernemer geen aangifte van overlijden doen, dat moet dan gebeuren door de officier van justitie.

De vraag is dus wat heeft de politie gedaan om de datum van overlijden van mevrouw Veira vast te stellen. In het proces-verbaal lezen we er niets over maar in het dagrapport staat wel iets.
We lezen daar: “Tijdstip van overlijden vermoedelijk op woensdag 8.8.84 dit gezien de kalender die bij 9.8.84 was blijven staan
De politie vermoedt dus dat mevrouw Veira op 8 augustus 1984 is overleden maar vermeldt dat niet in het proces-verbaal. De vraag is of deze datum wel klopt. We schreven al dat toen de familie het lichaam van mevrouw Veira op 10 augustus vond, dat zij in de keuken op het aanrecht gesneden bladspinazie en een stuk vis zagen liggen. Daaruit kun je opmaken dat mevrouw Veira, toen zij overleed, bezig was met de voorbereiding van een warme maaltijd. De rechercheur had bovendien van de familie kunnen horen dat het slachtoffer altijd ’s middags omstreeks één uur warm at. Het lijkt er dus sterk op dat mevrouw Veira voor één uur ‘s middags is overleden.

De rechercheur weet van de familie dat zij op de avond van 7 augustus al naar mevrouw Veira hebben gebeld en dat zij de telefoon toen niet opnam. Het lijkt er dus op dat mevrouw Veira op dinsdag 7 augustus 1984 voor de middag is overleden. Maar er is nog iets waar we in het proces-verbaal niets over lezen. Mevrouw Veira kreeg iedere dinsdagmorgen van 9 uur tot 12 uur hulp van een medewerkster van de stichting Horst en Vliet, dus ook op dinsdag 7 augustus de dag dat zij ’s avonds de telefoon niet op nam. Het zou dan niet meer dan normaal geweest zijn dat de rechercheur deze medewerkster als getuige had gehoord. Dat is echter niet gebeurd en dat is een ernstig verzuim. We komen daar later op terug.

Tenslotte schrijft de rechercheur op maandag 13 augustus in zijn proces-verbaal dat hem van enig misdrijf niet is gebleken. Waar hij deze wijsheid vandaan haalt, is voor ons niet duidelijk gezien de aangetroffen situatie. Toch geeft de officier van justitie aan de hand van de bevindingen van de politie op zaterdag 11 augustus om twaalf uur het stoffelijke overschot vrij. Einde onderzoek. Mevrouw Veira kan worden begraven.

Als de begrafenisondernemer de volgende dag op verzoek van de familie de trouwring van mevrouw Veira brengt en deze aan de zoon geeft, ziet de zoon dat er bloed aan de binnenzijde van de trouwring zit. Hij vindt dat vreemd omdat de handen van moeder niet in het bloed lagen toen zij haar vonden. Hoe is het bloed dan onder die trouwring terecht gekomen?

De ontdekking van de diefstal
Mevrouw Veira wordt op maandag 13 augustus omstreeks elf uur begraven. Na de begrafenis komt de familie bij elkaar in de woning van de zoon. Op weg daar naar toe gaan enkele familieleden langs de woning van mevrouw Veira om de post op te halen. Men neemt de post mee naar de woning van de zoon en daar wordt de post opengemaakt door een familielid. Zo ook een enveloppe van de Postbank met daarin een dagafschrift. Tijdens het lezen van dit dagafschrift begint het familielid opeens te huilen. Het blijkt dat er van de girorekening van de overleden mevrouw Veira een bedrag van 10.600 gulden is afgeschreven. Het geld blijkt op woensdag 8 augustus op diverse plaatsen te zijn opgenomen. De familie vermoedt dat dit na het overlijden van moeder door een onbevoegde derde is gebeurd.
De zoon weet waar zijn moeder haar cheques in haar huis bewaarde en gaat daarom naar haar woning om naar haar cheques te zoeken. Het ging daarbij volgens hem om twee verschillende soorten cheques, die op twee verschillende plaatsen in de woning in een enveloppe werden bewaard. Beide enveloppen met cheques blijken verdwenen te zijn. De zoon doet daarna aangifte bij de politie.

Nadat de diefstal van de cheques door de familie is ontdekt, wordt de politie even wakker en men bespreekt met de familie de mogelijkheid van het opgraven van het stoffelijk overschot van mevrouw Veira om alsnog sectie op het lichaam te kunnen laten verrichten. De zoon vindt het vreemd dat de politie de beslissing om dat wel of niet te doen aan de familie overlaat en de familie leidt daaruit af dat de politie niets van een sectie verwacht. Om die reden besluit de familie het lichaam van hun moeder niet te laten opgraven.

Over het politieonderzoek met betrekking tot de gestolen cheques zegt de zoon nu:
Een paar dagen na de aangifte kwam een politieman hier langs met het pasje van mijn moeder. Deze was in een bosje bij een postkantoor gevonden. Ik vroeg hem welk postkantoor. Hij wilde hierop geen antwoord geven, maar, na aandringen van mijn kant, vertelde hij dat dit in Voorburg (ergens aan het eind van de Julianaweg) was geweest. Later werd nog verteld, nadat ik gevraagd had wat men van de persoon wist die deze cheques geïnd had, dat de loketambtenaar onder hypnose was gebracht. Dit had niets opgeleverd, alleen dat het een vrouw betrof. Op een bepaald moment moest ik op het politiebureau komen. Twee rechercheurs uit Leiden hadden nog vragen. Wie had het slachtoffer het laatst gezien. Dat was mijn schoonmoeder, die was op 5 of 6 augustus nog bij haar langs geweest. Toen ik later naar het resultaat vroeg, meldde men mij dat men het nu niet meer relevant vond om met schoonmoeder te gaan praten. De politie vertelde mij ook een keer dat er planten in de hal verzet waren. Na een paar maanden ben ik nog een keer langs geweest om te vragen hoe het met het onderzoek ging. Men vertelde mij toen dat men niets meer deed. Alle bekenden waren onderzocht. Men vertelde mij toen recht in mijn gezicht dat ook ik verdachte was geweest. Gelukkig voor mij, en kennelijk ook voor mijn familie, was dat wij in Spanje waren geweest. Tijdens het onderzoek is er nooit vanuit de politie contact met mij gelegd, het initiatief moest altijd van mijn kant komen.”

Hoe het werkelijk is gegaan met het onderzoek naar de diefstal van de cheques van mevrouw Veira zal altijd wel een raadsel blijven. Vermoedelijk is een gedeelte van het onderzoek gedaan door de toen nog bestaande Postale Recherche, een zelfstandig opererende opsporingsdienst van de PTT. De Postbank heeft inmiddels laten weten dat het betreffende dossier is vernietigd. Ook politie en justitie geven aan geen kopie meer van het dossier te hebben. Normaal gesproken zou de zaak hiermee afgedaan zijn. Niemand zou ooit van dit broddelwerk van de politie Leidschendam hebben gehoord. Het dossier was gesloten.

De moord op mevrouw Kolstee
We gaan naar vrijdag 22 augustus 1986. Op die dag wordt in dezelfde bejaardenflat aan de Duivenvoorde te Leidschendam ’s avonds omstreeks 19.30 uur het stoffelijke overschot van een bejaarde vrouw aangetroffen. Het gaat om de 89 jarige Anna Maria Kolstee. Bij haar heeft zelfs de politie Leidschendam geen twijfel over de doodsoorzaak, de wurgsporen in de nek van mevrouw Kolstee zijn zelfs voor een leek duidelijk zichtbaar. Uit de woning blijkt een geldbedrag en een aantal cheques weggenomen te zijn. Deze cheques blijken de volgende dag in Den Haag bij V&D en de Bijenkorf te zijn verzilverd.

De moord op de hoogbejaarde dame krijgt natuurlijk de nodige publiciteit, Leidschendam staat een beetje op zijn kop. Wie pleegt nu een dergelijke laffe daad? Ook de zoon van mevrouw Veira leest de krant en hij ziet een aantal overeenkomsten met de zaak van zijn moeder. Hij belt direct de politie en wijst hen op het overlijden van zijn moeder en de diefstal van haar cheques. Hoewel de zoon niets van de politie terughoort, blijkt later uit het dossier dat de politie wel degelijk naar de zaak van mevrouw Veira heeft gekeken. Duidelijk wordt dan dat het handschrift op de van mevrouw Kolstee gestolen cheques overeenkomt met het handschrift op de van mevrouw Veira gestolen cheques.

Nou dat lijkt dan duidelijk, twee zaken, één dader. Er is in Leidschendam kennelijk iemand die bejaarde dames van hun cheques besteelt en daarbij niet schroomt geweld te gebruiken. Je zou dus verwachten dat de politie onmiddellijk beide zaken combineert en alsnog een onderzoek start naar de dood van mevrouw Veira. Dat gebeurt dus niet.

Op 8 september wordt vervolgens bejaardenverzorgster Ina Post door de politie aangehouden als verdacht van de moord op mevrouw Kolstee. Zij heeft op de dag van de moord bij mevrouw Kolstee gewerkt. De politie probeert haar aanvankelijk ook de diefstal van de cheques van mevrouw Veira in de schoenen te schuiven want het handschrift op de cheques is in beide zaken gelijk. Maar als dat niet lukt, Ina Post blijkt nooit bij mevrouw Veira gewerkt te hebben, verdwijnt de “zaak Veira” gewoon uit het dossier en Ina Post wordt later alleen veroordeeld voor de moord op mevrouw Kolstee en het verzilveren van de van haar gestolen cheques. Het overlijden van mevrouw Veira wordt weer niet onderzocht, het verzilveren van haar cheques is kennelijk niet strafbaar.

Toch heeft de politie kennelijk wel iets meer onderzoek gedaan, want in het dossier Kolstee komen we plotseling een getuigenverklaring tegen van een bejaardenverzorgster in dienst van de stichting Horst en Vliet, namelijk de vrouw die op dinsdag 7 augustus 1984 bij mevrouw Veira heeft gewerkt. Vermoedelijk is zij door de politie gehoord omdat zij destijds bij mevrouw Veira heeft gewerkt. We moeten daar echter naar raden want het staat nergens in het dossier. De bejaardenverzorgster verklaart alleen over haar werk bij mevrouw Veira, maar ze vermeldt niet dat ze een week voor de moord bij mevrouw Kolstee heeft gewerkt (als vervangster van Ina Post). Kennelijk heeft de politie haar daar ook geen vragen over gesteld.

Uiteindelijk wordt Ina Post veroordeeld voor de moord op mevrouw Kolstee en het verzilveren van de van haar gestolen cheques. Het verdachte overlijden van mevrouw Veira wordt in het dossier van de zaak Kolstee nergens vermeld.

(Inmiddels weten we dat de veroordeling van Ina Post één van de grote gerechtelijke dwalingen van de laatste decennia is. Zie ons boek over die zaak “Het ware verhaal van Ina Post” dat in 2007 is uitgebracht bij Rozenberg Publishers in Amsterdam, ISBN. 978 90 5170 874 5.)

Tot slot
Het is hier niet de plaats om met een beschuldigende vinger naar iemand te wijzen maar in 1986 waren de volgende feiten ook al bekend:
- Mevrouw Veira en mevrouw Kolstee woonden in hetzelfde bejaardencomplex
- Mevrouw Veira overlijdt onder zeer verdachte omstandigheden,
- Mevrouw Kolstee is door geweld om het leven gekomen
- In beide gevallen is er sprake van diefstal van cheques
- In beide gevallen zijn er geen sporen van braak
- In beide gevallen zijn de cheques de volgende dag verzilverd door een vrouw
- Het handschrift op de verzilverde cheques komt in beide zaken overeen
- Bij beide slachtoffers heeft dezelfde bejaardenverzorgster gewerkt
Toch besluiten besloten politie en justitie, ook na de moord op mevrouw Kolstee, geen onderzoek te gaan doen naar het overlijden van mevrouw Veira-Lee.

Ondertussen is de vermoedelijke moord op mevrouw Veira en de diefstal van haar cheques verjaard. Ook de moord op mevrouw Kolstee is inmiddels verjaard. Toch hebben de nabestaanden van mevrouw Veira er recht op dat er meer duidelijkheid komt over haar overlijden.